Wilhelmina

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wilhelmina door Mari Andriessen, 1967 (gieting 2011)

 

Paleis het Loo, Apeldoorn. Het paleis was eerst het zomerverblijf van de vorstin, later –na haar aftreden- haar woonpaleis.

 

 

 

 

 

Monument

 

Het beeld van prinses en oud-koningin Wilhelmina (1880-1962) is gemaakt ter ere van haar 80ste verjaardag. De prinses wilde echter niet mee werken aan een monument dat tijdens haar leven zou worden opgericht. Bijna 10 jaar nadat het eerste idee voor het monument was ontstaan en na haar dood, werd het beeld op 6 september 1968 door haar dochter Juliana onthuld in het Wilhelminapark in Utrecht, nu als een monument ter herinnering aan de ‘moeder van het verzet’.

 

Niet lang voordat het idee eind jaren vijftig geboren werd en Andriessen na begon te denken over de vorm, had de voormalig vorstin in 1957 een ander beeld van Andriessen onthuld in Rotterdam. Een krantenfoto van die gebeurtenis had de beeldhouwer zorgvuldig bewaard en 10 jaar later getoond aan Charlotte van Pallandt. Zij baseerde haar beeld van Wilhelmina op die foto. Andriessen had behalve de foto ook het levende beeld in zijn herinnering en hij modelleerde een meer gedetailleerde vorstin dan van Pallandt, de gelaatstrekken en de vos om haar hals zijn duidelijk herkenbaar.

 

 

 

 

Het voorbeeld

 

In het digitale krantenarchief zijn vier foto’s terug te vinden van de onthulling op 4 mei 1957 van het monument in Rotterdam dat gemaakt werd door Mari Andriessen. Op één foto is het gezicht van Wilhelmina te zien, op de drie andere foto’s is haar gezicht een oningevuld vlak.

 

In de verslagen van het Vrije Volk: [..] “prinses Wilhelmina, gekleed in haar traditioneel geworden hoog gesloten bontmantel [ ..] “  en  “Prinses Wilhelmina, gekleed in een zwarte bontmantel en met zwarte bontmuts op, ..”

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het beeld wordt wel het vrouwelijk equivalent van de Dokwerker genoemd, ook een werk van Andriessen. Mari Andriessen zei dat hij Wilhelmina uitgebeeld had “in al dat bont, in al die jassen”. Het citeerde J.W. Schulte Nordholt die november 1962 schreef:

 

                                               Ach God, is Wilhelmina dood?

                                               die vrouw was groot

                                               groot en sterk; in al dat bont,

                                               in al die jassen daar zat een ziel

                                               van zuiver staal en vol met God.

 

 

 

                                                                                                          Gipsotheek, Museum Beelden aan Zee

 

 

Late gieting

 

Uit het jaarverslag 2011 van het nationaal museum Paleis Het Loo: Dankzij een legaat kon een monumentaal bronzen beeld van koningin Wilhelmina door Mari Andriessen worden verworven dat een plaats kreeg bij het nieuwe entreegebouw. Voor het eerst werd deze sculptuur uit 1967 naar het bewaard gebleven gipsmodel gegoten, op het formaat dat de kunstenaar voor ogen heeft gestaan (met toestemming van de Stichting Mari Andriessen). Het museum beschikte al over een sterk verkleind exemplaar, een uitvergrote versie staat in het Wilhelminapark in Utrecht (ontwerp 1965, gieting 1967, onthulling 1968).

 

 

 

 

 

 

 


 

Mari Andriessen (1897–1979)

Andriessen studeerde aan de Haarlemse School voor Kunstnijverheid van 1912 tot 1916 en vervolgde zijn opleiding op de Rijksacademie voor Beeldende Kunst in Amsterdam (1917-1923). Hij voltooide zijn studie op de Akademie der Bildende Kunst in München waarna hij zich definitief in Haarlem vestigde.

 

Door zijn vriend en collega-beeldhouwer Frits van Hall kwam hij in een literaire kring terecht waarvan o.a. Godfried Bomans, Lodewijk van Deyssel, C.J. Kelk, Adriaan Roland Holst en Jan Slauerhof deel uitmaakten. Ook met zijn collega's Hildo Krop en John Raedeker onderhield hij door zijn lidmaatschap van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers (1925) vriendschappelijke banden.

 

In de begintijd van zijn carrière kreeg hij door zijn katholieke afkomst opdrachten van kerken en woningbouwverenigingen voor het maken van beelden met bijbelse onderwerpen en gevelstenen. Veel leverde dit evenwel niet op; de familie leefde in armoede. Maar zijn bekendheid groeide waardoor er ook van buiten de rooms katholieke kring opdrachten kwamen. Rond 1930 kon hij zijn gezin van de opbrengsten van zijn kunst onderhouden.

 

In de oorlogsjaren 1940-1945 weigerde Andriessen een afstammingsverklaring te tekenen waardoor hij verstoken bleef van officiële opdrachten. Zijn vriend Van Hall kwam in een Duits concentratiekamp om; Andriessen koos voor het ondergrondse verzet. Na de oorlog ontstond grote vraag naar herdenkingsmonumenten. Andriessen werd de meest gevraagde kunstenaar voor oorlogs- en verzetsmonumenten. Zijn scheppingen staan over heel Nederland verspreid met als hoogtepunt "De Dokwerker" op het Jonas Daniël Meijerplein in Amsterdam (1952, brons) dat herinnert aan de stakingen tegen de deportatie van joden in februari 1942.

 

 

 

 

 

Zijn roem breidde zich uit. Opdrachten voor grote monumenten ter ere van gedenkwaardige landgenoten volgden. Ir. C. Lely op de Afsluitdijk (1953, brons), Albert Plesman in Den Haag (1958, brons). Ondanks vernieuwingen in de beeldhouwkunst bleef Andriessen werken in de stijl waarin hij het beste was: heldere beeldopbouw en herkenbaarheid van zijn onderwerpen. Andriessen werd in 1956 geëerd met de prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet 1940-1945. Sinds 1967 ontving hij van het Rijk een jaarlijks eregeld. Hij stierf op 82 jarige leeftijd.

 

 

Wikipedia

 

 

              

 

Drie keer Wilhelmina door Mari Andriessen, resp. 1966, 1965 en 1967

 

 


 

Museum Paleis het Loo, entreehal

 

Foto’s:  april 2013

 

 

Startpagina