Cornelis
Lely Cornelis Lely door Mari Andriessen, 1953 Grote afleider Ter ere van zijn honderdste geboortedag werd in 1954 het beeld van Lely onthuld door koningin Juliana. De standplaats was naast de Simon Stevinsluizen in Noordholland. Als automobilist op weg naar Friesland, liet je het niet na hem even te groeten door een moment je blik op hem te laten rusten. Maar ineens, in 2006, was hij weg, een gapende leegte achterlatend. Het beeld bleek later verplaatst naar het Dudok-monument op de dijk. Lely zou de automobilisten teveel hebben afgeleid. Voordeel van de nieuwe plek is wel, dat er nu omheen gelopen kan worden, én dat je blik hem nu al van verre zoekt. Hij leidt nog steeds af. Hoewel Lely er al enige maanden stond, is het beeld opnieuw onthuld in mei 2007 ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de dijk. Prins Willem-Alexander verrichtte de handeling.
‘Grootvader hoort op de Afsluitdijk’ De Noordhollandse Courant kwam in november 1997 met een groot artikel met bovenstaande kop. Er bleek een beeldenstorm te woeden bij de immer winderige Afsluitdijk. In Den Oever had men bedacht dat het standbeeld van Lely beter op zijn plaatst zou zijn bij een nieuw te bouwen toeristencentrum. Een bezoekerscentrum moest er komen met een tentoonstelling over de Zuiderzeewerken, en daar zou het beeld van Lely niet misstaan. De burgemeester: “De plek waar hij nu staat, is een man als Lely onwaardig”. Je kan er niet omheen lopen en auto’s razen er langs was zijn argumentatie. Maar nazaten van beeldhouwer Andriessen wilden dat Lely op zijn plek bleef. Op de gedenksteen aan zijn voeten staat ‘Het heilzame dat hij tot stand bracht’. Lely keek uit over dat heilzame, over zowel de dijk die hij aanlegde, als de Wieringermeerpolder die naar zijn ontwerp werd drooggelegd. Ook de burgemeester van Wieringermeer was fel tegen. “Verplaatsen zou onrecht doen aan een man die onze gemeente heeft geschapen.” Uit stukken bleek dat de gemeente voor een deel eigenaar is van het beeld. Er was destijds 75.000 gulden ingezameld om het beeld te laten maken, en Wieringermeer had 500 gulden bijgedragen. Niemand wist wie eigenlijk de eigenaar is van het beeld, maar het stond op rijksgrondgebied. De onderhoudsman van het grasperkje: “Wij zijn tegen. Deze man heeft ons werk verschaft. Nee, mooi laten staan. Je kunt overal wel mee gaan slepen,” En zo geschiedde, de daarop volgende negen jaar. Zelfportret Mari Andriessen maakte het portret naar foto’s. Eerst een kleine versie, daarna een beeld van 1.20 m. Dat liet hij uitvergroten. Een anecdote vertelt dat Andriessen het grote beeld in de deuropening had gezet in afwachting van bezoek van zijn kinderen. Die zagen het en riepen spontaan: “Oh, maar het is vader!” Lely in Lelystad Op de honderdvijftigste geboortedag van Lely werd het beeld van de schepper van de dijk nogmaals onthuld. Het ging om een afgietsel van het beeld op de Afsluitdijk dat door kunstenaar Hans van Houwelingen op een 32 m hoge zuil was gezet. Het beeld werd onthuld in Lelystad, vooruitlopend op het 25-jarig bestaan van de stad.
Cornelis Lely (1854-1929) Lely was ingenieur, waterbouwkundige en politicus. Hij ontwierp in 1891 een plan om de Zuiderzee tot een binnenmeer te maken, (en daarna in te polderen), door Noordholland en Friesland te verbinden met een dijk. Toen het in 1916 door een stormvloed tot dijkdoorbraken en overstromingen kwam, is het plan uitgevoerd. De betreffende minister die het regelde: Cornelis Lely. Mari Andriessen (1897–1979) Andriessen studeerde aan de Haarlemse School voor Kunstnijverheid van 1912 tot 1916 en vervolgde zijn opleiding op de Rijksacademie voor Beeldende Kunst in Amsterdam (1917-1923). Hij voltooide zijn studie op de Akademie der Bildende Kunst in München waarna hij zich definitief in Haarlem vestigde. Door zijn vriend en collega-beeldhouwer Frits van Hall kwam hij in een literaire kring terecht waarvan o.a. Godfried Bomans, Lodewijk van Deyssel, C.J. Kelk, Adriaan Roland Holst en Jan Slauerhof deel uitmaakten. Ook met zijn collega's Hildo Krop en John Raedeker onderhield hij door zijn lidmaatschap van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers (1925) vriendschappelijke banden. In de begintijd van zijn carrière kreeg hij door zijn katholieke afkomst opdrachten van kerken en woningbouwverenigingen voor het maken van beelden met bijbelse onderwerpen en gevelstenen. Veel leverde dit evenwel niet op; de familie leefde in armoede. Maar zijn bekendheid groeide waardoor er ook van buiten de rooms katholieke kring opdrachten kwamen. Rond 1930 kon hij zijn gezin van de opbrengsten van zijn kunst onderhouden. In de oorlogsjaren 1940-1945 weigerde Andriessen een afstammingsverklaring te tekenen waardoor hij verstoken bleef van officiële opdrachten. Zijn vriend Van Hall kwam in een Duits concentratiekamp om; Andriessen koos voor het ondergrondse verzet. Na de oorlog ontstond grote vraag naar herdenkingsmonumenten. Andriessen werd de meest gevraagde kunstenaar voor oorlogs- en verzetsmonumenten. Zijn scheppingen staan over heel Nederland verspreid met als hoogtepunt "De Dokwerker" op het Jonas Daniël Meijerplein in Amsterdam (1952, brons) dat herinnert aan de stakingen tegen de deportatie van joden in februari 1942. Zijn roem breidde zich uit. Opdrachten voor grote monumenten ter ere van gedenkwaardige landgenoten volgden. Ir. C. Lely op de Afsluitdijk (1953, brons), Albert Plesman in Den Haag (1958, brons). Ondanks vernieuwingen in de beeldhouwkunst bleef Andriessen werken in de stijl waarin hij het beste was: heldere beeldopbouw en herkenbaarheid van zijn onderwerpen. Andriessen werd in 1956 geëerd met de prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet 1940-1945. Sinds 1967 ontving hij van het Rijk een jaarlijks eregeld. Hij stierf op 82 jarige leeftijd.
Ansichtkaarten
Afsluitdijk Foto’s: april 2011 en augustus 2014 |