Cabane

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Cabane door Pjotr Müller, 1980

 

 

Stapeling en stenigheid

 

Cabane' is een van de eerste bouwsels in een serie gesloten hutten die Pjotr Müller maakte. Hunebedden waren zijn inspiratiebron. “Het drong tot mij door dat deze monumenten hun kracht ontlenen aan de kracht van de stenen zelf. Niet hun bewerking, maar hun imposante vorm, hun stapeling, hun stenigheid. Zodoende ben ik gekomen tot stapelingen”.

 

De hut in het Amstelpark is opgebouwd uit nauwelijks bewerkte brokken steen die onregelmatig gestapeld zijn. Het geheel was gesloten, maar de tand des tijds is zichtbaar. De (voormalige) geslotenheid geeft  het interieur mystiek, daarom noemde Müller de optrekjes ‘religieuze’ beeldhouwwerken, niet in de zin van godsdienstig, maar in het kader van tradities en mythes.

 

 

Müller refereert met de cabanes naar anonieme sculpturen en bouwsels van primitieve culturen, die niet werden gemaakt binnen een artistieke, maar binnen een religieuze context.

 

De toeschouwer kreeg rond 1983 toegang tot de bouwsels, de hutten waren vanaf dat moment niet langer een gesloten geheel. Een van zijn laatste gesloten hutten is ‘Nuraghe’ uit 1983, getoond op de tentoonstelling ‘Beelden aan de Linge’ een jaar later. Deze stapeling stenen doet denken aan een Inca-bouwwerk. Het werk hoort nu tot de collectie van museum Kröller Muller.

 

 

 

 

foto: Catalogus Beelden aan de Linge, 1984

 

 

 

                 

 

 

 

 

                           

 

 

 

 


 

Pjotr Müller (1947)

 

Müller studeert bouwkunde aan de Technische Universiteit in Delft en beeldhouwen aan de Rietveldacademie in Amsterdam. De kunstenaar baseert zijn werken op een samenstelling van architectuur, autonome sculptuur en landschapskunst. Zijn eerste werken, waaronder Cabane, zijn afstandelijke hardstenen bouwsels geïnspireerd op basale bouwwerken. Latere werken (na 1983) nodigen de toeschouwer uit onderdeel te worden van het kunstwerk.

 

Paradijs

 

In het begin van de jaren tachtig stelde de Amsterdamse beeldhouwer zich een doel: “Ik nam me voor om binnen één decennium een paradijs voor mezelf te scheppen.” De barokke bouwsels die tussen 1983 en 1989 ontstonden lijken op kathedralen, pagodes en boeddhistische tempels. Maar als godshuis doen ze geen dienst, nooit. Het zijn follies die vaak op moeilijk bereikbare plekken liggen - (schier)eilanden bijvoorbeeld - en vanuit de verte tot ingetogenheid en contemplatie uitnodigen. Müller doopte het project Mijn Paradijs, een omheinde lusthof over tientallen plaatsen in Nederland verspreid.

 

Sommige bouwsels in zijn Paradijs-project construeerde hij uit bestendig graniet, zoals het classicistische tempeltje Nimis in het Beatrix-park in Almere. Andere timmerde hij in elkaar van bij elkaar geraapt en half vergaan sloophout, zoals de zestien meter hoge pagode in het Beeldenpark bij het Kröller-Müller Museum. Toen hij in 1989 afscheid nam van zijn Paradijs stak hij niet alleen dit beeld in brand, maar ook andere sloophouten constructies. “Een prachtig vreugdevuur” werd het. Want wat als tijdelijk is bedoeld, moet tijdelijk blijven. “Het feest was voorbij, het werd tijd voor een nieuw feestje,” zegt Müller.

 

(citaten uit de NRC, 31 mei 1996. In tien jaar wilde ik het paradijs scheppen; Pjotr Müller over zijn eenpersoonsmusea)

 

 

www.pjotrmuller.org

 

Wikipedia

 

 

 

 

 

 

 


 

Amstelpark

 

Foto’s: mei 2010

 

 

 

Startpagina Buitenbeeldinbeeld

 

Buitenbeelden in Amsterdam ZuiderAmstel