Nationaal Monument op de Dam Nationaal Monument op de Dam door John Rädecker, 1956 Het Nationaal Monument op de Dam te Amsterdam is opgericht ter nagedachtenis aan alle Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog door oorlogshandelingen zijn omgekomen.
Symbolen De vier geboeide mannen verbeelden de ellende die de oorlog bracht. De twee mannen met aan hun voeten huilende honden symboliseren het verzet. Links een bebaarde figuur die het verzet van de intellectuelen uitbeeldt en rechts een man die zijn handen ten hemel heft en het arbeidersverzet voorstelt. De honden verbeelden smart en trouw. De vrouw met een kind op de arm heeft een krans om het hoofd, terwijl duiven om haar heen vliegen. Dit zijn symbolen van overwinning, vrede en nieuw leven. De omhoogvliegende duiven op de achterzijde van de zuil verwijzen naar de bevrijding. De aarde in de urnen is afkomstig uit de Nederlandse provincies en uit het voormalige Nederlands-Indië. Met het zand dat afkomstig is van plaatsen waar Nederlanders zijn gemarteld en vermoord, wordt het nationale karakter van het monument benadrukt. Op de binnenkant van de muur is een tekst van de dichter A. Roland Holst aangebracht:
Gedenkteken voor de 2e Wereld Oorlog (1940-1945) Initiatief In 1946 is op initiatief van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en de vice-voorzitter van de Raad van State de Nationale Monumenten Commissie voor Oorlogsgedenktekens opgericht. Deze commissie moest de regering adviseren over gedenktekens die niet van lokale, maar van nationale betekenis waren. De commissie stelde de regering voor een paar bijzondere monumenten op te richten: onder meer een monument voor de Koopvaardij, een legermonument bij de Grebbeberg en een monument voor de erebegraafplaats in Bloemendaal. Ook moest er volgens de commissie een centraal, nationaal monument in de hoofdstad komen. Zij achtte de Dam de meest geschikte locatie. De regering stemde hiermee in. De verwezenlijking van het plan werd toevertrouwd aan een werkcomité dat op 29 maart 1947 in Amsterdam werd geïnstalleerd. Voorzitter was burgemeester mr. A. d'Ailly. Architect en beeldhouwer In 1948 heeft het werkcomité de beeldhouwer John Raedecker en de architect J.J.P. Oud een voorlopige opdracht verstrekt. Op grond van de ontwerpschetsen die Rädecker in 1948 had gemaakt, werd besloten het monument niet te isoleren maar ruimer te integreren in de omgeving en aan architect J.J.P. Oud werd de opdracht gegeven de Dam met het monument tot één geheel te maken. Oud heeft het opgelost door rondom de 22 meter hoge pyloon (door degenen die het monument niet waarderen ook wel aangeduid als ‘die penis’ ) concentrische terrassen te situeren. Alles zonder daadwerkelijke afscheidingen die het monument buiten het leven zouden plaatsen. Rädecker ontwierp de figuren in conventionele stijl; de geketende figuren herinneren aan de kruisigingsscène uit het Christendom, de vrouw met kind past in de Madonna-met kind traditie. Het kind dat ze op de heup houdt is hier het ‘vredes-toekomst’-kind. Artistiek is het beeld omstreden, maar de betekenis houdt het overeind. Truus Trompert stond model voor de vrouw. Nog ieder jaar vindt bij het monument op 4 mei de nationale dodenherdenking plaats. John Rädecker (1885 – 1956) John Raedecker of Rädecker was een van de belangrijkste beeldhouwers van de jaren ’20 en ’30 en werd in zijn tijd beschouwd als de ‘grand old man’ van de Nederlandse beeldhouwkunst. Hij was een virtuoos hakker in steen; ‘niemand kan zo’n huid hakken als John’ zei Mari Andriessen over hem. Zijn beelden zijn vaak grof van vorm, de nadruk ligt op sensitiviteit en sensualiteit. Hij wordt tot de Amsterdamse School gerekend maar bracht een groot deel van zijn leven door in het Noord Hollandse Groet.
Ansichtkaarten de Dam Foto’s: februari en 6 mei 2006, april 2010 Startpagina Buitenbeeldinbeeld Buitenbeelden in
Amsterdam Centrum Monumenten in Amsterdam: WO II |