Waterdraagster

 

 

 

 

 

 

 

 

Waterdraagster door Leo Braat, 1954

 

 

           

 

               Braat is een tijd sterk geïnspireerd geweest door (zoals De Waarheid het formuleert in

              1953) “de plastiek van ‘primitieve’en exotische volkeren”.

 

 

Paradijs

 

Aan het begin van de vorige eeuw schonk P.W. Janssen geld voor een plantsoen dat naar hem genoemd werd.  Het P.W. Janssen-plantsoen lag op het Bellamyplein, maar lag er vijftig jaar later sterk verwaarloosd bij. In 1953 besloot men het plantsoen op te knappen en een plasvijver aan te leggen, het geheel werd in 1955 feestelijk opgeleverd en in De Waarheid omschreven als een paradijs:

 

“Er is een vijver voor de jeugd waarin ze naar hartelust kan pootjebaden, er staan makkelijke banken voor de oude van dagen, er zijn een drietal kunstzinnige beeldjes rondom de vijver, die aan de lopende band het water verversen.”

 

Gestolen

 

De waterdraagster werd in 1977 gestolen. Er bestond een tweede afgietsel in het Arnhems Gemeentemuseum en in 1980 is met behulp van dit beeld een nieuwe gieting gemaakt.

 

 

 

 

                                                                                                                       

 

 

 

 

 

 

1954. Rechtsonder is de waterstraal uit de kruik zichtbaar (Foto: Beeldbank Amsterdam)

 

 


 

Leo Braat (1908 – 1982)

 

Wikipedia

 

Braat is vooral bekend gebleven als publicist. Voor de oorlog werkte hij als beeldhouwer overwegend in steen, na de oorlog overwegend in hout en keramiek vanwege tbc. In zijn beginjaren als beeldhouwer lag zijn interesse vooral bij de portretkunst. Zijn oeuvre bestaat voornamelijk uit kleinplastiek.

 

 

Een neo-classistisch keurslijf

 

Bij het overlijden van Braat schreef Jos Haagmans in ‘de Waarheid’ van 21 juli 1982 o.a.:

Een citaat van C.J. Kelk: “… een grote gestalte met een groot hoofd, een grote mond en grote ogen, iemand die voor het vaderland weg en tamelijk luid aan iedereen vertelt wat hij heeft meegemaakt en zich zelden geneert, (…) want Braat is nu eenmaal de geboren tegenhanger van een miezerig mannetje”.

 

“Geen miezerig mannetje”, “een van de laatste vertegenwoordigers van de bohemien-kunstenaars”, “een verzetsman van nature uit, altijd geneigd de tegenovergestelde kleur aan te nemen”, “een man van uitersten”, “een pathetisch mens”. Karakterschetsen, ook van anderen en uitspraken over zichzelf. Het heeft allemaal iets waars.

 

Braat was een beweeglijk man, iemand die bezetenheid miste zich op een ding te richten. Iemand die niet koos tussen zijn beeldende kunst en zijn schrijvende kunst.

 

Zijn beeldend werk was aanvankelijk neo-classistisch. “Dat was een keurslijf”, zei hij in een interview. “In mijn atelier stond ik mij te vervelen, te geeuwen. Pas op oudere leeftijd heb ik mijzelf als beeldhouwer gevonden.” Later was zijn werk expressionistisch, afgewisseld met non-figuratieve perioden.

 

 

 

                                     

 

 

 


 

Bellamyplein / P.W. Janssenplantsoen

 

Foto’s:  maart 2012

 

 

Startpagina

 

Buitenbeelden in Amsterdam West