Hermannetje Herman jr, het baby-nijlpaard; ca 1865-1869 Slecht, geen
en goed nieuws In 1860 kreeg Artis een nijlpaardenpaar in de collectie en in de
kranten van 10-13 juli 1862 verscheen het heugelijke bericht dat het
nijlpaard in Artis een mannelijk jong had geworpen. Een paar kranten brachten
ook het nieuws dat het jong een paar dagen later overleed. De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche
courant van 14 juli 1862 bracht de gebeurtenissen gedetailleerd: “ Maart 1863 berichtten opnieuw veel kranten van een nieuwe geboorte:
“Het nijlpaard in den tuin van het Zöologisch Genootschap Natura Artis Magistra heeft dezer
dagen voor de tweede maal een jong geworpen.” De dood van het jong haalde de
kranten echter niet en de geboorte van het (mogelijk al vierde) jong eind
juli 1865 evenmin. Artis heeft dat laatste feit waarschijnlijk niet meer naar
buiten gebracht. Twee maanden na de geboorte van het jong in 1865 werd zijn komst
besproken tijdens een vergadering van de Koninklijke Academie van
Wetenschappen. Dat blijkt uit een kort bericht in de Staatscourant van oktober maar het Soerabaijisch handelsblad van 23 december 1865 berichtte
uitgebreid. Een paar citaten:
Ter vergadering, zo berichtte de krant, werd verteld over de
gebeurtenissen rondom “het den bezoekers van Artis welbekende
hippopotamuspaar (door het amsterdamsche publiek met de namen Hermann en
Dorothea gedoopt). [..] Daar onder de vroeger verkregene resultaten ook
behoorde, dat Hermann en Dorothea* de vrucht hunner liefde aanstonds na de
geboorte doodtrapten, werd het jong niet zonder gevaar terstond verwijderd,
in een met wol bekleeden bak of wieg gelegd en in een afzonderlijk vertrek
gebragt, behoorlijk verwarmd en voorzien van een ruim bad van laauw water.” De krant vertelde verder dat uitvoerig het wel en wee in de
kinderkamer aan de orde kwam, en dat alles goed verliep “totdat op zekeren
dag de omstanders in ernstige zorg werden gebragt door de eerste
verschijnselen van ziekte. Lusteloosheid, flaauwe ogen en gloeijend voorhoofd
deden voor een hersenontsteking vreezen, en niet dan met moeite werd door
koude compressen en het toedienen van inwendige geneesmiddelen het gevaar
afgewend. Eenige dagen later werden die zorgen beloond door de verschijning
van de eerste tand: sedert dien tijd is het dier gezond gebleven; thans heeft
het de grootte van een half volwassen varken bereikt, verheugt het zich in
het bezit van vier tanden, en is het reeds in staat eenig gras te gebruiken,
zoodat de grootste moeijelijkheden overwonnen zijn.” *
Het stel heette Herman en Marquette, Marquette werd door de Amsterdammers
Betsy genoemd Zo werd Herman
jr. het eerst nijlpaardje in gevangenschap in Europa, dat na de geboorte
bleef leven. Artis-directeur G.F. Westerman zorgde persoonlijk voor het dier:
het verbleef in zijn kamer en hij zorgde mede voor de vele voedingen die
nodig waren, ook ’s nachts. Fotografie stond nog in de kinderschoenen en
daarom haalde de directeur de Duitse kunstenaar Heinrich Leutemann naar Artis
om de boreling vast te leggen. De aquarel die Leutemann maakte laat Herman
jr. zien, drinkend uit een schaal terwijl Westerman hem helpt drinken met
zijn vingers.
De Friese koerier citeert in 1960 het Familie-Magazijn uit 1865
Dr. Westerman met nijlpaardje Herman jr. door Heinrich Leutemann, 1865 Londen Herman jr. is
maar een jaar in Artis gebleven. Het Utrechts
provinciaal en stedelijk dagblad verhaalt op 9 april 1866 over de
voorbereidingen in de dierentuin vanwege een koninklijk bezoek en dat het
moeilijk is kandidaten te vinden voor de erewacht vanwege de kou. Dan
vervolgt de verslaggever: “Minder teergevoelig is het jonge nijlpaard, dat in
zijn frische waterkom geduldig het bezoek des vorsten verbeidt, om daarna
naar Londen te vertrekken tot groot verdriet van zijn vader, die ’t maar niet
verkroppen kan, dat zijn vrouw hem in gevangenschap een spruit geschonken
heeft, dien hij niet heeft kunnen dooden, om te verhinderen, dat het geslacht
in den kerker ontaarde.” Een Amerikaan
had Herman jr. gekocht, maar vóor de overtocht naar Amerika, werd het nijlpaardje
in Engeland tentoongesteld. Herman werd ondergebracht in het
tentoonstellingsgebouw Crystal Palace te Sydenham; De Tijd berichtte op 3 januari 1867: Gevelsteen De aquarel die Heinrich
Leutemann maakte, heeft een onbekende beeldhouwer als voorbeeld genomen voor
een gevelsteen. De gevelsteen werd in 2002 herontdekt bij de afbraak van een oude
opslagruimte. Hij bevond zich destijds hoogstwaarschijnlijk boven de ingang
van het nijlpaardenverblijf dat in 1869 betrokken werd. Dat verblijf zat in
de verbouwde (stoom)rijstpelmolen Java
et Carolina en deed dienst tot 1967. Het reliëf was bij de vondst wit of
ongeschilderd en is bij de restauratie ingekleurd. Geitemelk In een lang ‘in memoriam’ in het Algemeen Handelsblad van 2 februari 1884 bij het overlijden van “de heer Herman Nijlpaard”, werd verteld dat de twee overlevende nijlpaardkinderen met geitemelk grootgebracht waren (niet met koemelk zoals in bovenstaand knipsel staat). De Friese koerier memoreerde 20 augustus 1960 dat toen het tweede goed opgroeiende nijlpaardenjong, geboren op 3 augustus 1876, naar de Londense dierentuin vertrok, het dier nog met melk gevoed werd. “Samen met het nijlpaard vertrokken derhalve ook zes geiten naar Londen die zowel gedurende de reis als enige tijd daarna de voeding moesten leveren. De geite-minnen zijn tussen haakjes netjes naar Artis teruggekeerd.” Het laatste nijlpaard in Artis, Tanja, stierf in 2009.
aquarel door Heinrich Leutemann, 1865 Dierentuin Artis, Plantage Kerklaan, Amsterdam Centrum Foto’s: juli 2017 Startpagina Buitenbeeldinbeeld |