Monsieur Jacques

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Monsieur Jacques door Oswald Wenckebach, 1955

 

 

Meneer Jacques

 

In het Vrije Volk van 27 maart 1988 vertelde de weduwe van Wenckebach over het ontstaan van Monsieur Jacques: “Het beeld was in eerste instantie een grapje. We waren op vakantie in Frankrijk. Mijn man was daar wat ‘aan het kleien’ zoals hij het zelf altijd noemde. Hij maakte een luierend mannetje, genietend van de zon, een mannetje op vakantie. Toen het beeldje klaar was stelde hij vast: ‘Hé, het lijkt wel wat op Jacques Bloem, de dichter.’ Zo kwam het beeldje aan zijn naam: Meneer Jacques. Later maakte hij nog meer afbeeldingen van hetzelfde mannetje: als redenaar, een bezorgde Meneer Jacques en – nog altijd in het klein – de argwanende, alles wetende Jacques, het beeld zoals dat in Rotterdam op de Coolsingel staat.”

 

De krant schrijft verder: In Otterlo, in het Kröller Müller Museum, stond de grote uitvoering van Meneer Jacques het éérst. Een jaar later, in 1956 [was 1958], werd het beeld na bemiddeling door de architect dr P.J. Oud geëxposeerd tijdens de Wereldtentoonstelling in Brussel (Expo ’58). Kort daarop zei het gemeentebestuur van Rotterdam: wij willen het beeld ook in onze stad. Een tweede afgietsel werd op 19 mei 1959 [..] onthuld.

 

 

  Mannetje Jacques

 

   De titel ‘Mannetje Jacques’ duikt ook geregeld op,

   enkele voorbeelden:

 

 

 

    de Telegraaf, 17 mei 1958 over Expo ‘58

 

 

   de Tijd, 14 maart 1961

 

 

 

 

   

 

     het Vrije Volk, 13 april 1959

 

 

 

 

 

 

Monsieur Jacques

 

De krant vervolgt: W.O. Wenckebach (46), zoon van de beeldhouwer, vermoedt dat de naam Monsieur Jacques in Rotterdam is bedacht. “Het is mogelijk dat ‘monsieur’ tijdens de wereldtentoonstelling in Brussel ontstond, maar ik denk dat de bewoners van Rotterdam het mannetje zo deftig vonden, dat zij er Monsieur van hebben gemaakt.” Tot zover de krant.

 

De zoon had niet gelijk. In het Vrije Volk van 2 maart 1959 stond het bericht dat de gemeente bezig was met de aankoop van het beeld, en toen al heette het werk Monsieur Jacques. Bij de onthulling schreef de krant dat ze Monsieur Jacques het liefst ‘Meneertje’ zouden willen noemen.

 

 

    

 

                                                                                                                                 het Vrije Volk, 2 maart 1959

 

                   

 

                                                                                                           het Vrije Volk, 20 mei 1959

 

 

 

 

 

Burgerman, butler

 

Monsieur Jacques wordt algemeen gezien als de verpersoonlijking van de welgedane burgerman. Wenckebach maakte in de jaren vijftig een reeks kleine mannenfiguren (nu in bezit van het Boymans van Beuningen), de eerste was een liggende man, pet op en handen onder zijn hoofd. Dit oer-Jacquesbeeld kreeg de naam ‘Jacques op vakantie’.

 

De beeldjes die volgden kregen namen als de kritische Jacques, Jacques na de begrafenis, Jacques met zorgen. Omdat de naam Jacques voornaamheid suggereerde, werd het op den duur Meneer Jacques. De familie Wenckebach verzon verhalen rond het burgermannetje, en anderen deden dat ook:

 

Een tweede maar onjuist scheppingsverhaal vertelt dat Jacques gemodelleerd zou zijn naar een butler die Wenckebach ontmoette tijdens zijn culturele reizen. In een andere versie ontmoette hij de butler bij vrienden.

 

 

 

 

 

 

Een grote versie van Jacques werd opgenomen in de collectie van het Kröller-Müller, dit beeld werd in 1958 uitgeleend aan de Wereldtentoonstelling in Brussel. De gemeente Rotterdam verwierf een kopie in 1959. In Heerlen staat sinds 1966 Jacques ook, maar de hoed is opgezet en hij heeft een wandelstok over de arm, hij heet Monsieur Jacques Plechtig.

 

 

 


 

Oswald Wenckebach (1895-1962)

 

Oswald Wenckebach begon zijn loopbaan als schilder, tekenaar en graficus. Aangemoedigd door John Rädecker legde hij zich vanaf 1920 volledig toe op het beeldhouwen.

 

Wikipedia

 

Zelf ben je nooit tevreden, latere geslachten zullen er over oordelen

 

In 1953 kreeg Wenckebach de opdracht de watersnoodpenning te ontwerpen ten behoeve van het Rampenfonds. De ‘speciale’ verslaggever van de Leeuwarder courant (11 maart 1953) zocht hem in dat kader op en noteerde uit de mond van de kunstenaar:

 

“Hoe ik eigenlijk in de kunst terechtgekomen ben, ik herinner het me niet meer. Al heel jong wist ik dat ik die richting uit moest. Natuurlijk, ook ik idealiseerde me dat kunstenaarschap. Je zag je als artist met baret en cape door het leven gaan. Op zeker ogenblik merk je wel dat je alleen maar slaaf van je muze geworden bent. Je kunt er niet meer los van komen. Je moet altijd maar verder zonder ooit tevreden te kunnen zijn over de dingen die je uit je handen ziet komen. Wat je geest voorziet, is te mooi. De werkelijkheid, die je schept naar dat geestesbeeld, blijft altijd onvolkomen. en dan denk je maar steeds: ‘Ja, maar het werk waar ik nú mee bezig ben, dat wordt het’ … En natuurlijk is ook dat als het klaar is, weer niet wat je er jezelf van voorgesteld had.”

 

Over het ontwerpen van de penning zei Wenckebach: “Ik heb het bijzonder prettig gevonden op deze wijze iets te hebben kunnen bijdragen. Je voelt je als kunstenaar soms zo’n verschrikkelijk onnut mens. Dan ben je blij als je iets kan doen.”

 

 

 

 

Wenckebach overleed in 1962, op zijn verzoek werd hij in stilte begraven. De burgemeester van Rotterdam legde daarop namens het gemeentebestuur ter nagedachtenis een krans bij het beeld ‘Monsieur Jacques’ in aanwezigheid van een aantal familieleden.

 

 

 

 

 

 


 

Ingang Museum Kröller Müller,  Otterlo, de Hoge Veluwe:   Wikipedia

 

Foto’s: mei 2011

 

 

Startpagina Buitenbeeldinbeeld