Bakplastiekjes Geef Handgif door Joseph Mendes da Costa, ca 1893 (terracotta) Zes vrouwen, drie kinderen en een man verdringen zich rond een koopman met zijn viskar. Handgif staat voor handgeld, in Amsterdam betekende het aanbetaling.
Het Nieuws van den Dag, 11 februari 1897, doet verslag van een expositie Drie vrouwtjes in gesprek, 1893 Kunstenaar, groot in het kleine ‘Beeldbakker’ Mendes da Costa werd geboren uit Portugees-Joodse ouders en groeide op in de Jodenbuurt van Amsterdam. Zijn vroegste werk bestaat uit geboetseerde ‘volkstooneeltjes’ uit zijn omgeving. Het Algemeen Handelsblad omschreef hem in de jaren dertig als “Kunstenaar, groot in het kleine”. Zijn ‘bakplastiekjes’ (alle aanduidingen uit die tijd) waren de directe aanleiding voor een latere grote opdracht: de decorering van het gebouw ‘de Utrecht’ in Amsterdam: Bij de zeventigste verjaardag van Mendes da Costa schreef de opdrachtgever architect A.J. Kropholler een felicitatie in de Telegraaf van 3 november 1933: “Zoolang ik Mendes da Costa ken, heb ik hem gezien als een groot beeldhouwer. Het eerst – ik was een jaar of zeventien – zag ik zijn werk voor het winkelraam van Wisselingh op het Spui. Het waren van zijn eerste gebakken beeldjes, die mij zoo trokken, dat ik mij verstoutte, den grooten kunsthandel binnen te gaan en mij omtrent werk en meester liet informeren.” Visverkoopsters, 1929 Deze datering lijkt aan de late kant, in onderstaande citaten uit het Nieuw Israelietisch weekblad van 2 juli 1976 wordt het in de beginperiode geplaatst:
Moeder en kind, ca 1900 (terracotta) Marretje, ca 1900 (grès cérame) Grès cérame In 1898 bouwde Mendes in zijn atelier een oven waarmee hij met hoge temperaturen kon werken. Dat maakte het bakken van gres mogelijk, een product dat wat hardheid betreft tussen porselein en aardewerk in ligt. Hij experimenteerde met glazuren, waaronder zoutglazuur dat het oppervlak gladder maakt. Het zoutglazuur is ontdekt in de middeleeuwen en is een van de weinige Europese keramische vondsten. Er is vakmanschap voor nodig om goed resultaat te behalen; de baktemperatuur en de hoeveelheid zout en zuurstof zijn bijvoorbeeld belangrijk.
Algemeen
Handelsblad 20 april 1898 De Telegraaf schreef bij de bespreking van een expositie in 1938: “Mendes heeft in dien tijd tallooze proeven genomen, tal van keeren zijn bij het bakken zijn scheppingen mislukt en ingewijden weten, hoe het zijn vrouw is geweest, die den vaak moedeloozen kunstenaar tot doorzetten heeft weten te brengen.” Uit de catalogus uit 1901 van een tentoonstelling van Mendes met beeldhouwwerk en gebruiksvoorwerpen uitgevoerd in grès cérame: “Het hier tentoongestelde is het resultaat van een paar jaar werken en zoeken. De behoefte aan grootere zuiverheid van vorm, aan constructieveren bouw en betere materie deed het verschil ontstaan tusschen dit en het vorig werk van den heer Mendes da Costa. Trad vroeger de versiering meer op den voorgrond en deed de noodzakelijke dikte van het glazuur de eigenlijke grondstof verdwijnen, in dit “Grès cérame” heeft de heer Mendes de stof gevonden die, gebakken en geglazuurd, volkomen zuiver de vormen laat bestaan zoo als ze waren vóór zij in den oven kwamen. De weinige dikte van het glazuur doet tevens den aard der stof geheel tot zijn recht komen, terwijl de kleuren, voornaam en deftig als ze zijn, geheel uit de materie voorkomen en niet van buiten af zijn aangebracht.” Bij het overlijden van Mendes werd opgetekend dat hij tot omstreeks 1910 in grès cérame werkte (er is een aapje dat uit 1911 zou zijn). In 1912 verhuisde het echtpaar naar Laren waar vermoedelijk geen voor grès cérame geschikte oven meer gebouwd werd.
Geschiewes, 1902 In 1976 was er in het Amsterdamse Sjoelencomplex een tentoonstelling met werk van Mendes. Het beeldje ‘Geschiewes’ (Jiddisch troetelwoordje in de betekenis van ‘schatje’) uit 1902 was er toen ook te zien. Schatje Het Nieuw Israelietisch weekblad schreef in 1976 dat het beeldje Geschiewes de fijngevoeligheid van de beeldhouwer kenmerkt. “Al zijn nesjhomme (gevoel) heeft hij in dit groepje vastgelegd. De tederheid die van de vrouwtjes uitstraalt op het kleine hummeltje op de arm van een hunner, is aandoenlijk.” Goeierd Het Vrije Volk heeft dat jaar een andere interpretatie: “.. het groepsbeeldje van een grootmoeder, moeder en kleinkind, dat de slechts voor ingewijden verstaanbare titel ‘geschiewes’ draagt: goeierd. Wie van de drie is de geschiewes? Pas na enige studie van de kleren van het drietal springt plotseling in het oog dat de grootmoeder deze goeierd wezen moet: zij immers heeft een deel van haar kleding afgestaan en vermaakt ten behoeve van haar kleinkind.” In 1939 bij het overlijden van Mendes werd gememoreerd dat dit groepje van grootmoeder, moeder en kind het symbool is van de “Joodschen familiezin”.
De doove, 1903 Vrouw met grote vis, ca 1900
Tentoonstelling Labor et Ars, met werk van Joseph Mendes da Costa en Joost van den Toorn Museum Beelden aan Zee, voorjaar 2015 Foto’s: maart en april 2015 Startpagina Buitenbeeldinbeeld Startpagina Joseph Mendes da Costa
& Joost van den Toorn |