Verheffing

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De verheffing van de vrouw door Joseph Mendes da Costa, 1925

 

                                                      geglazuurd aardewerk

 

 

        

 

 

 

Verheffing

 

Dezelfde symboliek als in ‘De verheffing van de vrouw’ gebruikte Mendes da Costa twintig jaar eerder in een van de gevelbeelden van het gebouw ‘de Utrecht’ uit 1905. Toen symboliseerde de handopleggende man de Wijsheid die het Kwade, de duivel, bedwingt. Het is gissen wat de verheven handopleggende vrouwe aan kwade, slechte eigenschappen onderdrukt.

 

In 1925 kreeg Mendes de opdracht voor een buste van de terugtredende SDAP-er Troelstra, de politicus was groot voorstander van ‘de verheffing van de arbeidersklasse’. En in die jaren werd bijvoorbeeld in het Nieuw Israelietisch weekblad geschreven over de ‘verheffing der Jodenheid’ en ‘de moreele verheffing van de bedeelden’. Verheffing was een maatschappelijk item. Mendes nam het met het beeld ‘Verheffing van de vrouw’, op voor de vrouw, een geëmancipeerde insteek maar ook een visie voortkomend uit een gevoel van superioriteit.

 

Mendes had vertrouwen in de vrouw, in 1927 maakte hij een beeldje van ‘De sterke vrouw’ (links).

 

 

                                                                                             

     

 

                                                                                                          Het Volk, dagblad voor de arbeiderspartij, 15 augustus 1927

 

 

 

 

                     Vormend denken

 

      

 

Links: Vormend denken door Joseph Mendes da Costa, 1926; rechts: Zelfportret, 1927

 

In 1926 vierde de architect H.P. Berlage zijn 70sten verjaardag. Namens de Nederlandse kunstenaars werd hem een beeld van de hand van Mendes da Costa aangeboden, het beeld ‘Vormend denken’.

 

 

 

  Het Maandschrift Elsevier, 1927 over een expositie  NB: het ging om de 70ste

  verjaardag van Berlage

 

 

De figuur in denkende houding is een gestyleerde figuur van Berlage schreven de media. Op foto’s lijken Berlage en Mendes globaal inderdaad op  elkaar, maar de indruk overheerst dat Mendes opnieuw zijn eigen conterfeitsel heeft vastgelegd.

 

De vormend denker maakt een handgebaar dat doet denken aan een boeddhistisch gebaar, de vitarka mudra, dat staat voor intellectuele discussie en onderwijs. Mendes had het gebaar ook gebruikt voor het beeld ‘de Raadsheer’ dat hij een paar jaar eerder ontwierp (ook met eigen gelaatstrekken), maar dat afgewezen werd door de opdrachtgeefster Hélène Kröller-Müller; na lange discussie is het tenslotte toch uitgevoerd, het staat op de Veluwe.

         

 

 

 

 

                           Mahatma Gandhi

 

 

                                                                                   Mahatma Gandhi, 1930; zandsteen

 

 

Overheersching van den vorm

 

In 1920 gaf Hélène Kröller-Müller aan Mendes opdracht een monument voor wijlen president van Oranje Vrijstaat Marthinus Theunis Steyn (1857-1916) te maken, met de bedoeling het aan Zuid-Afrika aan te bieden. Maar ze was niet tevreden over het resultaat, ze vond het niet lijken en zag af van de schenking. Mendes had een enigszins karikaturaal ogend persoon gemaakt met een vertrokken gezicht. Het beeld kreeg twee titels: ‘de Philosoof’ en ‘de Raadsheer’. Er werd jaren gecorrespondeerd tussen Kröller-Müller, H.P. Bremmer (de kunstraadsheer van Kröller-Müller) en Mendes da Costa over de uitvoering.

 

Ook enigszins karikaturaal is de portretbuste van Mahatma Gandhi (1869-1948). Een kunstcriticus in 1938: ”Dit portret van den bekenden Voor-Indischen Mahatma, de “Groote Ziel”, heeft men vroeger al eens kunnen zien [..], bij welke gelegenheid ik er reeds op wees, dat het styleeringsproces hierin m.i. tot een te duidelijke overheersching van den vorm heeft geleid en in een verstarringsproces dreigt over te slaan.”

 

H.P. Bremmer kocht de kop van Gandhi.

 

 

 

 

                 De weggedraaide ogen lijken het vertoeven in een andere geesteswereld te symboliseren

 

De Idee

 

In een memoriam schreef beeldhouwer Theo van Reyn in Architectura in augustus 1939: “De innerlijke zekerheid kwam bij Mendes da Costa tot uiting in zijn gestyleerd werk. Dit werd soms een schema, een ingewikkeld vormenspel met vele facetten. Dit viel des te meer op bij zijn menschelijke portretten, die niet altijd algemeen werden aanvaard, ja menigeen afstootten, maar de Idee welke deze menschen voortdreef en niet het individuele karater van den mensch was bij Mendes da Costa het belangrijkste. Het bezeten zijn van de Idee als richting aangevend was bij hem belangrijker dan de levende mensch zelf. [..] Zoo kon Mendes da Costa portretten maken van menschen als De Wet en Ghandi, die hij persoonlijk nooit had ontmoet, maar waarvan hun Idee algemeen bekend is.”

 

 

 


 

Joseph Mendes da Costa (1863-1939)

 

Joseph Mendes da Costa werd vooral bekend door het vervaardigen van beelden en ornamenten voor gebouwen. Hij was van 1886 tot 1887 lid van de kunstenaarsgroep "Labor et Ars", die later de representanten zouden worden van de Nederlandse variant van de Art Nouveau. Hij is de wegbereider geweest voor de 20e-eeuwse kunst in Nederland, doordat hij als eerste beeldhouwer een monumentale, symbolistische stijl van strakke lijnen en heldere vlakken ontwikkelde.

 

Wikipedia      

 

 

 


 

Tentoonstelling Labor et Ars, met werk van Joseph Mendes da Costa en Joost van den Toorn

 

Museum Beelden aan Zee, voorjaar 2015

 

Foto’s: maart en april 2015

 

 

 

Startpagina Buitenbeeldinbeeld

 

 

Startpagina Joseph Mendes da Costa & Joost van den Toorn