Weltevree

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Jan Jansz. Weltevree (Pak Yŏn) door Elly Baltus, 1988

 

 

Tolk

 

In 1653 leed het VOC-schip ‘De Sperwer’ schipbreuk voor de Koreaanse kust, het schip sloeg ‘geheel in spaenderen’; van de 64-koppige bemanning overleefden 36 de scheepsramp. De Koreanen vonden de wezens die op hun strand aanspoelden nogal bizar, in een rapport werd opgetekend: “De mensen hebben blauwe ogen, hoge neuzen, blond haar, en korte baarden, hoewel sommigen hun baard geschoren hebben, waardoor er alleen een snor overblijft. Wat betreft hun jassen, die zijn lang, reikend tot aan de dijen in vier lagen; de revers zitten aan de kant, de mouwen zijn lang. De onderkleren zijn geplooid in platte vouwen, min of meer als een rok.” Een ander verslag rept van diep gezette ogen, en uitzonderlijke kledij en hoedendracht.

 

Onder de overlevenden bevond zich de scheepsboekhouder Hendrick Hamel (1630-1692) die achteraf over de gebeurtenissen het ‘Journael van de ongelukkige voyagie van 't Jagt de Sperwer’ heeft geschreven. Korea had de gewoonte ‘barbaarse’ schipbreukelingen niet te laten vertrekken maar na dertien jaar, in 1666, wist Hamel met zeven lotgenoten in een zoals hij schreef ‘cleijn out onnosel vaertuijg’ te ontsnappen naar Japan, naar de Nederlandse factorij Dejima te Nagasaki. Daar moesten de vluchtelingen nog een jaar wachten op toestemming van Japan om van de handelspost door te mogen reizen naar Batavia en Hamel gebruikte die tijd om zijn herinneringen aan de gebeurtenissen in Korea te boekstaven in het Journael (Bron).

 

 

 

 

 

 

Hamel verhaalde in zijn verslag over een tolk die zich voorgesteld had als Jan Janse Weltevree uit de Rijp. Weltevree verbleef al 26 jaar in Korea en had de naam Pak Yon aangenomen. Weltevree werd in een Koreaanse beschrijving als volgt geschetst: “Hij was als man veel langer dan het gemiddelde. Hij was intelligent en serieus, en met de dingen waarover hij sprak was hij altijd de gelijke van hoog verheven mensen. [..]  Yon was groot van lijf en leden en zijn ledematen waren dik. Hij had blauwe ogen en een wit gezicht, en zijn blonde baard hing tot aan zijn maag.

 

 

Kennismaking

 

Henny Savenije heeft het Journael uit 1666-67 van Hendrick Hamel in hedendaags Nederland heruitgegeven en daarin staat de ontmoeting met Weltevree uit De Rijp als volgt beschreven:

 

“Op 29 October werden in namiddag de boekhouder [Hamel zelf], de opperstuurman en de onderbarbier bij de gouverneur geroepen. Toen ze bij hem kwamen vonden ze daar een man met een lange rode baard. De gouverneur vroeg aan hen wat voor man dit was, waarop zij ten antwoord gaven: "Een Hollander, net als wij." Hierop begon de gouverneur te lachen en wees of zei, dat dit een Koreaan was. Na veel praten en wijzen van beide kanten, vroeg deze man, die tot dan toe gezwegen had, zeer krom in onze taal, wat voor volk wij waren en waar we vandaan kwamen. We gaven hem ten antwoord: "Hollanders van Amsterdam." Verder vroeg hij, waar we vandaan kwamen en waar we naartoe gingen, hierop antwoordden die van ons dat ze van Taijouan kwamen en naar Japan meenden te gaan. Dit was ons echter door de Almachtige verhinderd. Door een storm die vijf dagen geduurd had, zijn we op dit eiland gestrand en verwachten nu een genadige oplossing.

 

 

 

 

 

 

 

Die van ons vroegen hem toen naar zijn naam, uit wat voor land hij vandaan kwam en hoe hij daar gekomen was. Hij antwoorde: "Mijn naam is Jan Janse Weltevree, uit de Rijp. Ik ben in 1626 met het schip de Hollandia uit het Vaderland gekomen, en in 1627 met het jaght de Ouwerkerk naar Japan gaande, door tegenwind op de kust van Korea terecht gekomen. We hadden water nodig en waren met de boot naar het vaste land gevaren alwaar we door de inwoners met zijn drieen gevangen waren. De boot met de resterende maten was ontkomen en het schip ging er onmiddelijk vandoor."

 

Hij vertelde verder dat zijn twee maten, na 17 of 18 jaar door de tartaren, toen die het land veroverden, in die oorlog gedood waren. Dat waren Dirk Gijsberszn uit de Rijp en Jan Pieterse Verbaest uit Amsterdam. Ze waren tegelijkertijd met hem in het land gekomen. Ze vroegen hem ook waar hij woonde, waar hij van leefde en waarom hij naar het eiland gekomen was. Hij zei, dat hij zich ophield in de Koning's Stad. Hij kreeg van de Koning een behoorlijk onderhoud voor eten en kleding en dat hij daarnaartoe gezonden was om te zien wat voor volk we waren en hoe we daar gekomen waren. Hij vertelde ons ook dat hij verschillende malen aan de Koning en aan de andere groten gevraagd had om naar Japan gezonden te worden, dat werd hem echter steeds verboden.

 

 

 

 

 

 

Hij zei dat als we vogels waren, dan konden we daar naar toe vliegen. Ze zenden geen vreemd volk uit dit land. Ze zullen jullie kost en kleding verzorgen en op die manier zult u uw leven in dit land eindigen. Hij probeerde ons op die manier te troosten. Ook als we voor de Koning kwamen stond ons niets anders te verwachten, zodat onze blijdschap, doordat we een tolk hadden gekregen haast in droefheid omsloeg. Het was opmerkelijk dat deze man van 57 of 58 jaar oud, zijn moederstaal bijna vergeten had, zodat we hem in het begin haast niet verstaan konden, het binnen een maand alweer geleerd had.”

[ “Het was te verwonderen, desen man out omtrent de 57 a 58 jaren, sijn moeders tael soo nae vergeten hadde, alsoo in 't eerste hem qualijck verstaen conde, binnen een maent ommegaens met ons al weder leerde”]

 

Een Koreaans verslag vertelt dat Weltevree bij de ontmoeting met zijn landgenoten huilde totdat zijn revers doorweekt waren.

 

Andere versie

 

Hendrick Hamel legde de bevindingen van de schipbreukelingen niet alleen vast in het Journael, ook werd hij verhoord door de Japanners en over zijn belevenissen uitgehoord door het ‘opperhoofd’ van de handelspost in Nagasaki. Het opperhoofd bracht verslag uit van de verklaringen van de boekhouder en aan hem had Hamel iets gedetailleerder over de eerste ontmoeting met Weltevree verteld dan hij diplomatiek in zijn Journael had opgeschreven:

 

 

 

 

 

 

    "....seijde ik ben oock een Hollander, geboortich uijt de Rijp, en hiete Jan Jansz. Weltevreen ende heb hier al 26 jaren geweest, verhaelende wijders hoe hij ao 1627 op 't Jacht Ouwerskerck hadde gevaeren, Item dat hij op seecker joncque door gemelte Jagt in dit Noorse vaerwater genomen, overgezet zijnde, en omtrent dese Eijlanden vervallen was met eenige van sijn geselschap aen lant gevaeren om waeter te haelen en nevens twee andere persoonen door d' Chineesen gevangen geworden, mitsgaders dat voorn. twee mackers ten tijde als dese Eijlanden van de Tartaren wierden ingenomen, waeren dootgebleven; gemelte Jan Jansz. Weltevreen was op 't afscheijt van dikgenoemde 8 persoonen uijt Corre [Korea] nogh in't leven ende een man van ruijm 70 jaren oudt".

 

Zeerover

 

Belangrijk verschil met de versie uit het Journael: Weltevree was niet op het schip de Ouwerkerck bij de kust van Korea aanbeland (andere archiefstukken bevestigen dit), maar op een gekaapte jonk. De Ouwerkerck blijkt een kaapvaarder en Weltevree een zeerover.

 

 

 

 

 

 

Onbekende bekende

 

Vooralsnog is alleen uit Vlaardingen in het begin van de 17e eeuw een Jan Jansz Weltevreen bekend, en op de lijst van aanmonsteringen van het schip de ‘Hollandia’ komt een Jan Jansz uit Vlaardingen voor. Het archief van de gemeente De Rijp is met een grote brand in 1654 verloren gegaan, de herkomst van Weltevree hangt daarmee in de mist. Op 26 februari 1671 werd Pieter Weltevrede, zoon van Cornelis Weltevrede, gedoopt in Bergen; in de tweede helft van de 17e eeuw bestond de naam Weltevree dus wel in NoordHolland in de buurt van De Rijp.

 

Hoe dan ook, Weltevree was de eerste westerling die in Korea leefde en er zijn kennis overdroeg, hij was er onder andere een gewaardeerd deskundige op het gebied van vuurwapens. Dankzij Hendrick Hamel is zijn bestaan aan het licht gekomen. Achteraf zijn de Koreanen blij met de ontsnapping van Hamel en c.s. In zijn Journael vehaalde Hamel ook over het land zelf en de gebruiken, hij maakte daarmee Korea in het westen bekend. De VOC besloot prompt de handelsmogelijkheden met het land te onderzoeken.

 

 

 

 

 

 

Op een voetstuk

 

De Rijp besloot eind jaren tachtig haar beroemde inwoner op een voetstuk te zetten. Kunstenares Elly Baltus heeft het beeld opgebouwd uit (hedendaagse) voorwerpen die betrekking hebben op de persoon Weltevree. Scheepsmaterialen, vuurwapens, oosterse parapluutjes en andere handelswaar uit oost Azië als fototoestellen, radio en luidspreker zijn te onderscheiden. Een duplicaat van het beeld is in 1991 aangeboden aan Seoul, de hoofdstad van Korea. Om de band tussen Graft-De Rijp en Zuid Korea te versterken, werd in 2009 en 2010 op initiatief van de Zuid-Koreaanse ambassade een Jan Janszoon Weltevree Memorial Day gehouden in De Rijp.

 

 

 

 

 

 

 


 

Elly Baltus (1956)

 

www.ellybaltus.com

 

Elly Baltus heeft drie historische figuren monumentaal uitgebeeld: Jan van Scorel (1989), Jan Janz. Weltevree (1988) en Maerten van Heemskerck (1998). Baltus over haar monumentale beelden:

 

"Mijn werk is opgebouwd uit herkenbare materialen en gebruiksartikelen, die symbool staan voor het leven en de geschiedenis van de uit te beelden persoon en/of leefomgeving. De beelden zijn afgeleid van klassieke beelden en zijn op een hedendaagse manier, met hedendaagse artikelen en gebruiksvoorwerpen weergegeven.

 

Van veraf hebben de beelden een klassieke vorm, van dichtbij ontdekt de kijker allerlei hedendaagse herkenbare objecten. De relatie die de kijker in het dagelijks leven met deze objecten heeft kan zijn gedachten sturen in de richting hoe hij over de afgebeelde persoon kan denken. Zo kan een connectie ontstaan tussen het kijken vanuit het hedendaagse naar de geschiedenis."

 

Sinds begin deze eeuw richt Baltus zich voornamelijk op de penningkunst.

 

 

 

 

 

 

 


 

In Korea wordt over deze webpagina getwitterd:

 

 

 

 


 

De Rijp, hoek Tuingracht – Grote Dam

 

Foto’s: december 2013

 

 

Startpagina

 

Beelden regio’s Zaanstreek en Waterland